Research code UMCG

De Raad van Bestuur van het UMCG is eindverantwoordelijk voor al het wetenschappelijk onderzoek dat in het UMCG of elders door UMCG-medewerkers wordt uitgevoerd, alsook voor de kwaliteitsborging en -beheersing in alle stadia van het onderzoeksproces en het bevorderen van (wetenschappelijke) integriteit.

UMCG-onderzoekers en onderzoeksmedewerkers horen deskundig, goed opgeleid en op de hoogte te zijn van de wet- en regelgeving die van toepassing is op het betreffende onderzoek en deze wet- en regelgeving na te leven.

Er zijn speciale Research Support-teams die onderzoekers helpen te voldoen aan de procedurele kwaliteitseisen (te bereiken via Research Support Serviceportaal of [email protected]). Afdelingen hebben ook een research coördinator die hierbij soms kan ondersteunen.

Algemene principes voor wetenschappelijk onderzoek

De volgende algemene principes gelden voor al het wetenschappelijk onderzoek:

  • Het afdelingshoofd is verantwoordelijk voor al het wetenschappelijk onderzoek dat op of vanuit de afdeling plaatsvindt. Pas na diens toestemming kan een onderzoek worden gestart.
  • Een hoofdonderzoeker is beschikbaar en verantwoordelijk voor alle aspecten van een UMCG Integriteitscode
  • Al het onderzoek vindt plaats binnen de context van een onderzoeksprogramma of -groep.
  • Uitgangspunt is dat reeds voor de start van een onderzoek publiek en/of patiënten worden betrokken (e-learning module, participatiekompas; patiëntenparticipatie UMCGCCMO (Centrale Commissie Mensgebonden Onderzoek)).
  • De doelen en methoden van het onderzoek zijn vastgelegd in een kwalitatief goed en volledig onderzoeksprotocol met daarbij een DMP. Het gebruik van eLabJournal is verplicht bij laboratoriumonderzoek. 
  • Al het onderzoek met mensen wordt geregistreerd in het UMCG Research Register (zie UMCG Research Register) via Superusers van de afdeling.

    • ProjectID en titel
    • Namen van de UMCG-medewerkers die betrokken zijn bij de opzet en/of uitvoering van het project
    • Studietype en kenmerken
    • Financiering, betrokken partijen en contracten
    • Studiepopulatie, privacy maatregelen en datamanagement
  • Van ieder experimenteel onderzoek met mensen vindt preregistratie plaats in een openbaar register, zoals in de European Clinical Trial Register of ClinicalTrials.gov. Ook bij andere soorten onderzoek wordt preregistratie sterk aangemoedigd. Dit kan bijvoorbeeld via de platforms van de Open Science Foundation of Prospero (systematic reviews).
  • Bij sommige soorten onderzoek dienen specifieke richtlijnen of procedures te worden nageleefd. Het is de verantwoordelijkheid van de onderzoeker zelf om na te gaan welke wet- en regelgeving op het onderzoek van toepassing is en om die na te leven. 

Omgaan met onderzoeksdeelnemers

Bij onderzoek met mensen moeten de deelnemers met respect worden behandeld. Hun deelname aan het onderzoek is volstrekt vrijwillig en hun gezondheid, veiligheid en rechten moeten worden beschermd. Dit is de verantwoordelijkheid van het UMCG en van de onderzoekers. 

Onderzoeksdeelnemers worden beschermd door wet- en regelgeving. Voor een overzicht hiervan, zie de website van de CCMO, de Gedragscode Gezondheidsonderzoek 2022 (Coreon) en de Nederlandse gedragscode wetenschappelijke integriteit 2018, p.28 (UNL).

Er zijn twee soorten onderzoek met mensen:

  • WMO-plichtig onderzoek
    Wetenschappelijk onderzoek dat valt onder de Wet Medisch-wetenschappelijk Onderzoek met mensen (WMO). Dit geldt voor medisch-wetenschappelijk onderzoek waarbij deelnemers aan handelingen worden onderworpen of gedragsregels krijgen opgelegd.

  • nWMO plichtig onderzoek (nWMO)
    Wetenschappelijk onderzoek met mensen dat niet voldoet aan bovenstaande definitie van WMO-plichtig onderzoek

De CCMO geeft handvatten om te bepalen of een onderzoek WMO-plichtig is.

WMO-plichtig onderzoek

De WMO is momenteel de belangrijkste wet voor mensgebonden onderzoek in Nederland. 

Onderzoek met medische hulpmiddelen (waaronder veel apps), in-vitro diagnostica en geneesmiddelen is geregeld in Europese verordeningen. De WMO verwijst voor deze soorten studies naar respectievelijk de MDR, IVDR en CTR. Het volgen van de richtlijnen voor goede klinische praktijken is verplicht voor klinisch onderzoek (voor onderzoek met medische hulpmiddelen zie ISO 14155:2020; voor geneesmiddelenonderzoek zie ICH-GCP E6(R2)). De GCP-richtlijn vormt ook een goed richtsnoer voor veel andere typen onderzoek.

  • De WMO is gebaseerd op de Code van Neurenberg, de Verklaring van Helsinki en de ICH-GCP. De wet betreft medisch-wetenschappelijk onderzoek waarbij personen aan handelingen worden onderworpen of gedragsregels worden opgelegd. Het hoofddoel van de WMO is om onderzoeksdeelnemers (binnen WMO-plichtig onderzoek wordt ook de wettelijke benaming voor onderzoeksdeelnemers ’proefpersonen’ gebruikt) bij dergelijk onderzoek te beschermen en de integriteit van de onderzoeksgegevens te waarborgen. Voor onderzoek dat onder de MDR, IVDR of CTR valt, wordt naar die Europese verordeningen verwezen. Voor het overige WMO-plichtige onderzoek moeten de volgende beschermingsmaatregelen worden genomen:

    • Het onderzoek moet zo veilig mogelijk zijn voor de onderzoeksdeelnemers en hen zo min mogelijk belasten. Hierbij staat proportionaliteit centraal: de baten van het onderzoek wegen op tegen de nadelen/risico’s voor de onderzoeksdeelnemer.
    • Het onderzoek moet worden getoetst aan medische, wetenschappelijke en ethische normen en worden goedgekeurd voor de start van het onderzoek. 
    • De onderzoeksdeelnemer moet schriftelijke informatie krijgen over het onderzoek (CCMO Model Proefpersoneninformatie) en voldoende bedenktijd om over deelname te beslissen.
    • Een onafhankelijke deskundige moet beschikbaar zijn om de onderzoeksdeelnemer te informeren.
    • Onderzoeksdeelnemers moeten schriftelijk toestemming geven voordat ze deelnemen aan het onderzoek. 
    • Er moet een aansprakelijkheids- en WMO proefpersonenverzekering door de verrichter (sponsor/opdrachtgever) worden afgesloten voor het dekken van eventuele schade bij de onderzoeksdeelnemers. Onder bepaalde voorwaarden is ontheffing van de WMO Proefpersonenverzekeringsplicht mogelijk.
    • Degenen die het onderzoek uitvoeren moeten ervoor zorgen dat de privacy van de onderzoeksdeelnemers adequaat wordt beschermd.

    De WMO stelt aanvullende eisen aan onderzoek met onderzoeksdeelnemers onder de 16 jaar, vrouwen die zwanger zijn of borstvoeding geven en mensen die (tijdelijk) niet in staat zijn om geïnformeerde toestemming te geven (bijvoorbeeld mensen met dementie of in acute zorgsituaties).

Het UMCG volgt de NFU  Richtlijn Kwaliteitsborging Mensgebonden Onderzoek 2023. Deze richtlijn beschrijft de minimale eisen waaraan het mensgebonden onderzoek in UMCs moet voldoen. Conform deze richtlijn heeft het UMCG haar beleid en procedures voor WMO-plichtig onderzoek geïmplementeerd in het Research Management Systeem

Pas na goedkeuring van een erkende METc of de CCMO mag worden gestart met de inclusie van onderzoeksdeelnemers voor een WMO-plichtig onderzoek.
De CCMO beschrijft welke onderzoeksgebieden
zij toetst en geeft handvatten om te bepalen door welke commissie een WMO-plichtig onderzoek beoordeeld dient te worden.

De METc UMCG is erkend door de CCMO.

  • Monitoring is de verantwoordelijkheid van de verrichter (sponsor/opdrachtgever). Dit betekent dat in geval van een onderzoeker-geïnitieerd WMO-plichtig onderzoek de onderzoeker verplicht is om monitoring te regelen voor de deelnemende centra. Monitoring is afhankelijk van de risico classificatie:

    • Voor projecten met een verwaarloosbaar risico kan de hoofdonderzoeker een monitor vragen uit de UMCG Monitorpool. Ook kan de hoofdonderzoeker een monitor inhuren.
    • Voor projecten met een matig of hoog risico dient de hoofdonderzoeker een expert-monitor in te huren. Daarvoor kan een offerte worden opgevraagd bij de SD CRO.

Voor geneesmiddelenonderzoek zijn sponsors wettelijk verplicht om de resultaten binnen een jaar na afronding van het onderzoek te publiceren in de European Union Clinical Trials Database (EudraCT; voor studies onder de CTD) of in het CTIS (voor studies onder de CTR).

Alle klinisch onderzoekers die betrokken zijn bij WMO-plichtig onderzoek (zie Doelstelling in Opleidings- en examenreglement OER eBROK 2020) zijn verplicht de Basiscursus Regelgeving en Organisatie voor Klinisch onderzoekers (eBROK®) van de NFU succesvol af te ronden. UMCG-onderzoekers kunnen op eBROK® cursus meer informatie vinden. Voor anderen die
bij WMO-plichtig onderzoek betrokken zijn (onderzoeksverpleegkundigen, studenten, etc.) is de WMO-GCP training verplicht. Zie overzicht.

nWMO-plichtig onderzoek

nWMO-plichtig onderzoek met mensen moet worden voorgelegd aan de CTc UMCG als het voldoet aan minimaal één van de onderstaande criteria: 

  • Het UMCG is eindverantwoordelijk.
  • In of vanuit het UMCG worden onderzoeksdeelnemers geïncludeerd (toestemming of ‘geen bezwaar’ regeling).
  • Het betreft de start van biobanken of databanken voor toekomstig wetenschappelijk onderzoek of een uitgifte daaruit.

Momenteel vindt landelijke afstemming plaats om in de nabije toekomst deze toetsing te harmoniseren tussen instituten en onderzoeksdossiers te triageren. De CTc toetst de ingediende dossiers aan relevante wet- en regelgeving,
waaronder de WGBO, de AVG en de Gedragscode Gezondheidsonderzoek 2022.
Onderzoekers die zorggegevens willen gebruiken
voor onderzoek kunnen gebruik maken van de NFU Handreiking: Hergebruik van zorggegevens voor wetenschappelijk onderzoek.
Bij onderzoek met lichaamsmateriaal zal de WZL
van toepassing zijn zodra deze in werking treedt.

Omgaan met proefdieren

De bescherming van proefdieren staat centraal in de Wod. Deze wet verbiedt onderzoek met dieren als de onderzoeksvraag ook zonder dieren kan worden beantwoord. De drie V’s moeten in acht worden genomen:

1. Vervanging
Gebruik van proefdieren is verboden als de onderzoeksvraag zonder proefdieren kan worden beantwoord
2. Vermindering
Er mogen niet meer maar ook niet minder dieren worden gebruikt dan nodig is om de onderzoeksvraag te beantwoorden 
3. Verfijning
Het ongerief voor de dieren moet zoveel als mogelijk voorkomen en beperkt worden voor, tijdens en na het experiment

  • De Wod bevat voorschriften ten aanzien van:

    • De bevoegdheden van personen die dierproeven ontwerpen en uitvoeren. 
    • De vooropleiding die bovenstaande personen (‘artikel 9-functionaris’) moeten hebben gevolgd. 
    • De (bij)scholing van mensen die de dieren verzorgen en experimenten mogen uitvoeren.

    Andere regels zijn: 

    • Elke instelling die dierproeven uitvoert moet een IvD hebben, die namens deze instelling (vergunninghouder) toezicht houdt op de uitvoering van dierproeven en het welzijn van proefdieren, conform de Wod. Om het ongemak bij dieren te beperken worden in het onderzoeksprotocol bindende afspraken gemaakt tussen de onderzoekers en de IvD.
    • Elke instelling die een vergunning heeft om dierproeven uit te voeren moet een op het gebied van proefdiergeneeskunde deskundige dierenarts of een andere voldoende gekwalificeerde ‘Artikel 14-functionaris’ in dienst hebben. 

    De RUG heeft, ook voor het UMCG, een vergunning om dierproeven uit te voeren. Het UMCG en de RUG hebben een IvD en deze ziet o.a. toe op naleving van de Wod binnen de eigen faciliteiten. De RUG stuurt jaarlijks de gegevens over alle dierproeven (aantal dieren, soort, mate van ongerief, e.d.) naar de NVWA.

Alle UMCG-medewerkers die betrokken zijn bij dierproeven dienen deze op integere wijze uit te voeren, volgens de geldende normen en veiligheidsvoorschriften. Het uitgangspunt van de Wod is dat een dier intrinsieke waarde heeft. Deze erkenning brengt voor de onderzoekers verplichtingen met zich mee, bijvoorbeeld dat ze bij het ontwerpen van een experiment rekening moeten houden met deze intrinsieke waarde en het soort-specifieke gedrag van de dieren.

Pas na het verkrijgen van een vergunning van de landelijke CCD voor een specifiek project mogen de dierproeven worden uitgevoerd.

    • Bij de IvD wordt het voorstel voor het proefdieronderzoek ingediend door een ‘artikel 9-functionaris’ van de onderzoeksafdeling. Het voorstel bevat in ieder geval een beschrijving van:
      • de wetenschappelijke achtergrond van het project en een motivatie voor de gekozen diermodellen
      • de experimentele procedures 
      • de belasting van de procedures voor de dieren en hoe die geminimaliseerd wordt
      • het aantal dieren en de onderbouwing daarvan (de drie V’s) 
    • Na beoordeling door de IvD wordt het voorstel ingediend bij de CCD. 
    • De CCD vraagt een DEC om de ethische toetsing uit te voeren. De DEC weegt de belasting voor de dieren als gevolg van het onderzoek af tegen het wetenschappelijke en maatschappelijke belang van het onderzoek en adviseert de CCD. 
    • De CCD beslist over het al dan niet verlenen van de vergunning.
    • Na de vergunningsverlening dient de onderzoeker een voorstel (IvD-protocol) in bij de IvD waarin de experimenten in detail worden beschreven. De experimenten moeten passen binnen de verkregen vergunning.

    Meer informatie over UMCG proefdieronderzoek.

Genetisch gemodificeerde organismen (en biologische agentia)

Voor onderzoek met een product dat is gebaseerd op of geproduceerd door genetisch gemodificeerde organismen is een vergunning verplicht, op grond van het Besluit genetisch gemodificeerde organismen milieubeheer. Voor laboratoria dient een Ingeperkt Gebruik vergunning te worden aangevraagd via de Biologische Veiligheidsfunctionaris. Voor werkzaamheden met biologische agentia gelden daarnaast ARBO regels. Voor meer informatie zie Handboek Biologische Veiligheid en Genetisch Gemodificeerde Organismen in het onderzoek. Voor klinisch onderzoek dient door de onderzoeker een “introductie in het milieu” vergunning aangevraagd te worden via de Milieu Veiligheidsfunctionaris. Dit klinische onderzoek en de daarbij horende vergunningaanvraag worden beoordeeld door de CCMO en het Bureau Gentherapie van de overheid.

Geslachtscellen en embryo’s

Wetenschappelijk onderzoek met (rest)embryo’s, en met geslachtscellen waarbij embryo’s tot stand worden gebracht, valt onder de Embryowet. Dit onderzoek dient te worden getoetst door de CCMO. De CCMO biedt handvatten voor onderzoekers die dit type onderzoek willen uitvoeren. 

Genetisch materiaal uit het buitenland

Het Nagoya-protocol is een internationale overeenkomst over toegang tot genetisch materiaal uit het buitenland voor onderzoeksdoeleinden en de eerlijke verdeling van de voordelen hieruit. Het UMCG leeft dit protocol na en de NVWA ziet hierop toe. 

Voordat het genetisch materiaal wordt verkregen dient door het land van herkomst toestemming gegeven te worden voor dit gebruik. De verstrekker en ontvanger bepalen samen hoe de voordelen worden verdeeld. Dit draagt bij aan het behoud van biologische diversiteit en het duurzame gebruik van de bestanddelen daarvan. 

Ioniserende straling (kernenergiewet)

Onderzoek en handelingen waarbij gebruik wordt gemaakt van ioniserende straling of radioactieve stoffen zijn volgens de kernenergiewet verboden tenzij hiervoor een specifieke kernenergiewetvergunning is. Het UMCG heeft een overkoepelende Complexvergunning Kernenergiewet. Dit type onderzoek en handelingen dient aantoonbaar via een schriftelijke IT Kernenergiewet onder de complexvergunning te worden gebracht.

    • Om een voorgenomen onderzoek onder een bestaande IT te laten vallen dient onder meer:
      • bekend te zijn welk IT nummer van toepassing is
      • getoetst te zijn dat de handelingen, het toestel, het nuclide en/of het radiofarmacon vallen onder de in de IT beschreven handelingen en binnen de risicocontouren van de aanwezige radiologische risicoanalyse 
      • alle locaties waar ioniserende straling en/of radioactieve stoffen voor het onderzoek worden toegepast te zijn afgedekt in de bestaande IT (ook bijv. niet vrijgestelde bloed- en urinemonsters)
      • bekend te zijn wie als stralingsdeskundige toezicht houdt op de stralingsveiligheid bij de uitvoering van het onderzoek
    • Indien er geen dekkende IT is dient een bestaande IT uitgebreid te worden of een nieuwe IT aangevraagd te worden.

    Aanvullend stelt de UMCG Complexvergunning Kernenergiewet dat onderzoek op (proef)personen voldoet aan ICRP 62. Een dosisberekening en ICRP classificatie van elke studie dient aantoonbaar onderdeel te zijn van de IT. 

    Voor meer informatie over de aanwezige IT-en of het aanvragen van een IT kan contact opgenomen worden met de Stralingsbeschermingsdienst ([email protected] / T:61360 of 06 25651416) of de formeel benoemde coördinerend stralingsdeskundige van een afdeling die met ioniserende straling uitzendende toestellen of radioactieve stoffen werkt.

Feedback op deze pagina?

Elizabeth Koier Beleidsmedewerker Bureau Onderzoek